Tovenaars zijn we niet, maar we kunnen verdere escalatie dikwijls wel vermijden en het geweld helpen stoppen
Een vrouw klopt met een algemene vraag rond scheiden aan bij het CAW. Een man vraagt zich af hoe hij de opstapelende schulden kan blijven betalen. De lokale politie vraagt om langs te gaan bij een gezin waar tijdens een hoogoplopende ruzie klappen gevallen zijn. Een huisdokter is verontrust over de blauwe plekken bij een van haar patiënten. Bij CAW krijgen we dagelijks vragen die te maken hebben met intrafamiliaal geweld. Soms is de vraag duidelijk, soms niet. Hoe pakken we dat aan? Een gesprek met Ronny Daemen van CAW Boom Mechelen Lier.
Ronny: “Mensen die geconfronteerd worden met intrafamiliaal geweld zitten heel vaak met gevoelens van schaamte en weerstand en durven er meestal niet zomaar over te praten. Ze komen dikwijls bij het CAW terecht met een heel andere vraag, die het geweld maskeert. Soms is dat een vraag rond wonen of financiële hulpverlening of een algemene informatievraag. Pas na een tijd, als ze wat vertrouwen krijgen in de hulpverlener, zeggen ze dan iets over het geweld. Het is belangrijk dat je als hulpverlener de signalen herkent. Als CAW hebben we namelijk een opdracht rond vroegdetectie: alle hulpverleners bij CAW zullen in vertrouwen dat geweld bespreekbaar proberen te maken.”
“Mensen kloppen vaak aan met een heel andere vraag. Het is belangrijk om de signalen te herkennen.”
“Als mensen met een vraag aankloppen en het niet meteen duidelijk is dat er geweld is, dan is het ons vak om hen op een zodanige manier te bevragen dat je hen aan de ene kant niet bruuskeert, maar dat je langs de andere kant de problemen ook niet negeert of toedekt. Dit is een delicate dans, een zoeken naar evenwicht tussen respect en confrontatie. En, in alle eerlijkheid, er zullen zeker casussen zijn waar het geweld ons ontgaat.”
Naast vroegdetectie als opdracht van alle hulpverleners, zijn er ook collega’s die specifiek werken rond het stoppen van het geweld en het herkennen en aanpakken van de onderliggende problemen. Het Crisisteam is een van die teams. Wat betekent dat precies?
Ronny: “In CAW Boom Mechelen Lier hebben we gekozen voor een Crisisteam, dat bij voorkeur mobiel werkt. We gaan aan huis bij mensen die betrokken zijn in een psychosociale crisissituatie. Dat kan dus intrafamiliaal geweld zijn. Als de politie bijvoorbeeld bij een oproep een interventieploeg ter plaatse stuurt, kan die ons verwittigen en als de betrokkenen het oké vinden, nemen we contact op en gaan we op zeer korte termijn bij hen aan huis. Zo grijpen we de crisis aan om hulp aan te bieden. Op deze manier werken, verlaagt de drempel en maakt het makkelijker om aanklampend te werken en de partner of andere gezinsleden in het proces te betrekken.”
“We nemen snel contact op en gaan bij hen aan huis. Zo grijpen we de crisis aan om hulp aan te bieden.”
Het crisisteam biedt dan ambulante begeleiding?
Ronny: “Dat klopt. Een paar jaar geleden zetten we nog vooral in op crisisopvang. Als toen bij intrafamiliaal geweld een van de partners, onder druk van de omstandigheden of gedwongen, het huis moest verlaten en niet in het eigen netwerk terecht kon, was er de crisisopvang. Maar we merkten in de crisisopvang dat het dan dikwijls al te laat was om nog tot een gesprek te komen. Soms vertelden ex-cliënten dat ze spijt hadden dat ze niet eerder een beroep hadden gedaan op hulpverlening. We zagen ook veel cliënten, vooral vrouwen met kinderen, die na een relatiebreuk in armoede terechtkwamen. We wilden die mensen in een vroeger stadium bereiken en werken nu met een mobiel crisisteam. We vragen verwijzers om het crisisteam in een zo vroeg mogelijk stadium te contacteren. Er moet zelfs nog geen geweld zijn.”
“De meerwaarde van een crisisteam zit hem in de snelheid, de kracht en de intensiteit van de geboden hulp.”
Dat lijkt me zeer intensief.
Ronny: “Dat is zo. De meerwaarde van een crisisteam zit hem in de snelheid, de kracht en de intensiteit van de geboden hulp. Onmiddellijk na de escalatie kan een gesprek dagelijks plaatsvinden. We starten ook altijd met twee hulpverleners. Voor onze eigen veiligheid, maar ook omdat we systemisch werken en systemen in crisis kunnen complex en dikwijls ook overspoelend zijn.”
Hoe gaat dat dan precies? Je staat bij die mensen voor de deur en dan?
Ronny: “We bellen hen eerst op en vertellen dat we telefoon hebben gekregen van de politie, huisarts of een andere doorverwijzer en dat wij samen met hen willen bekijken hoe we kunnen helpen. We geven aan dat de situatie ernstig lijkt, dat het niet makkelijk moet zijn. We gaan nooit beschuldigende termen gebruiken. We stellen voor om erover in gesprek te gaan en als ze akkoord zijn, gaan we ter plaatse. Dit verloopt elke keer anders. Soms voel je dat de situatie nog explosief is. Je weet dan dat je heel voorzichtig moet zijn met wat je zegt, want dat het opnieuw kan escaleren. Dan gaat er veel aandacht naar het geven van erkenning naar alle betrokkenen, zonder daarbij iemand impliciet of expliciet te beschuldigen.”
Jullie werken aan de patronen die tot escalatie leiden. Waarom precies?
Ronny: “Na een escalatie van geweld is er dikwijls een fase waarin mensen weer hoop krijgen en beseffen dat ze elkaar nog graag zien. Dat noemen we de wittebroodsweken. Helaas duren deze meestal niet lang als er geen hulp wordt geboden en er niets wordt gedaan aan de onderliggende relatiepatronen die hebben geleid tot de escalatie. Het in kaart brengen van deze relatiepatronen zien we als één van onze hoofdopdrachten. Daarnaast kijken we ook naar andere factoren die kunnen meespelen, zoals persoonlijke, financiële of juridische problemen.”
De aanpak hangt ook af van het soort geweld en is anders voor situationeel geweld dan voor intiem terrorisme.
Ronny: “In ongeveer 80 procent gaat het over situationeel geweld, waar die terugkerende patronen spelen. Dan proberen we samen te bekijken hoe het geweld kan stoppen. Om hen daarbij te helpen, gebruiken we verschillende tools, zoals de time-out tool. Die laat zien hoe ze in die escalerende patronen komen en hoe ze eruit kunnen stappen. Naast situationeel geweld is er ook intiem terrorisme, wat minder vaak voorkomt. Hier is er een uitgesproken slachtoffer en een dader. Daders van intiem terrorisme gebruiken bewust geweld om angst te creëren en controle uit te oefenen op het slachtoffer. Als hulpverlener dien je dan vooral in te zetten op veiligheid van het slachtoffer, dat kan bijvoorbeeld het vluchthuis zijn. Als een slachtoffer van intieme terreur toch kiest om te blijven samenleven met de dader, wordt ingezet op de opmaak van een veiligheidsplan.”
Hoe ga je met alle betrokkenen aan de slag? Ik kan me voorstellen dat een van de twee denkt: die hulpverlener staat aan mijn kant.
Ronny: “Als je met systemen werkt, moet je leren om meerzijdig partijdig te zijn. Dat is mooi gezegd, maar niet zo makkelijk gedaan. Soms is het feit dat je als hulpverlener een man of vrouw bent al een obstakel. Het is vaak een voordeel dat we als crisisteam met twee zijn en we de rollen kunnen verdelen; de ene doet een gesprek met de man, de ander met de vrouw. Als de situatie explosief is, kan het helpen om de betrokkenen eerst individueel te zien zodat ze hun verhaal al eens kunnen doen. Dat ze zich beiden gehoord en gezien voelen, is vaak al een enorme stap.”
“Erkenning geven, zorgen dat ze zich gehoor en gezien voelen, is vaak al een enorma stap.”
Merken jullie een evolutie?
Ronny: “Er zijn geen bewijzen dat er meer intrafamiliaal geweld is dan vroeger, maar geweld is meer bespreekbaar geworden. Dat maakt dat we meer vragen krijgen. Er rust wel nog een enorm taboe op geweld tegen mannen. Zij hebben het nog veel moeilijker om met hun verhaal naar buiten te komen, onder meer omdat het niet past in het klassieke manbeeld. Zij worden bij een aangifte ook niet altijd serieus genomen.”
“Er rust nog een enorm taboe op geweld tegen mannen. Zij hebben het nog veel moeilijker om met hun verhaal naar buiten te komen.”
“Doordat we in een superdiverse samenleving leven, krijgen we ook meer en meer te maken met andere vormen van familiaal geweld, zoals eergerelateerd geweld. Voor alle duidelijkheid: je eergevoel dat geraakt wordt, dat komt in alle culturen voor, maar eerwraak, gedwongen huwelijken en het bijhorende geweld, dat zien we de laatste jaren meer. In de vluchthuizen zien we al enige tijd veel vrouwen die weinig of geen Nederlands spreken, waarmee we alleen via gebaren of een tolk kunnen praten. En die ten gevolge van isolement of omdat ze nog maar kort in het land zijn, heel weinig voeling hebben met onze cultuur. Die bovendien dikwijls hun verblijfsrechten dreigen te verliezen als ze hun partner verlaten. Dat maakt deze mensen extra kwetsbaar.”
Heb je het gevoel dat je in je job echt iets kan betekenen?
Ronny: “Wij zijn geen tovenaars, maar we kunnen de schade dikwijls wel beperken en verdere escalaties vermijden, net omdat we mensen in een vroeg stadium bereiken. Mensen die kwetsbaar zijn, hebben vaak argwaan tegenover maatschappelijke instanties en hulpverleners, die zij zien als ‘controleurs’ die mogelijk hun kinderen afnemen. Er zijn veel kwetsbare mensen die alleen hulp willen als het water hen aan de lippen staat en weer met rust gelaten willen worden als het iets beter gaat. Zij komen pas bij een crisis, maar gaan weer weg als de ergste crisis voorbij is. Als je deze mensen een positieve, verbindende ervaring kunt geven, ook al weet je dat de problemen lang niet opgelost zijn en waarschijnlijk zullen terugkeren, dan kan dit een kleine stap zijn in de opbouw van vertrouwen en in het beste geval een proces op gang brengen om hen meer deel te laten uitmaken van onze maatschappij.
“Within crisis are the seeds of opportunity is het motto van het crisisteam.”
Er zijn allerlei methodieken en tools die we in een CAW kunnen inzetten rond familiaal geweld, maar de grootste kracht van crisiswerk op de eerste lijn zit hem volgens mij in de ‘unieke ontmoeting’ tussen een crisishulpverlener en de cliënt: mensen die in diepe wanhoop zitten, die het totaal niet meer weten, die overspoeld zijn door angst, kwaadheid of verdriet. De authentieke verbinding die in diepe wanhoop kan ontstaan, is van onschatbare waarde en brengt in vele casussen hoop en lichtpuntjes teweeg. En het zijn deze hoop en deze lichtpuntjes waaruit mensen kracht putten om stilaan, stapje voor stapje, met vallen en opstaan, uit het diepe dal te klimmen. Op deze wijze is crisis een kans, en luidt het motto van het crisisteam : “within crisis are the seeds of opportunity.”
Zijn er ook momenten waar je minder kan betekenen dan je zou willen?
“In de crisiswerking werken we met een termijn van zes weken, waar we ons richten op het herstel van de persoonlijke integriteit van alle betrokkenen. Soms krijg je geen voet aan de grond, soms lukt het ook niet om het geweld duurzaam te stoppen. We overwegen dan een melding of een doorverwijzing naar een Family Justice Center, zeker als er kinderen bij betrokken zijn en in ernstige noodsituaties een melding bij politie of parket. Ideaal is het als er na het proces in het Crisisteam in een vervolgtraject nog verder kan gekeken worden naar de relatie of naar onderliggende persoonlijke problemen. Dat is niet altijd evident, soms haken mensen af en kloppen ze een tweede, derde of vijfde keer aan. Dat is het leven. Daar dienen hulpverleners zich mee te leren verhouden.”
Een job die je confronteert met wat mensen elkaar kunnen aandoen. Wat doet dat met jou als mens?
Ronny: “Geweld raakt mensen, ook hulpverleners en teamverantwoordelijken zijn daar niet immuun voor. Je wordt als hulpverlener sowieso geconfronteerd met jezelf, vroeg of laat word je door een cliënt geraakt in je eigen kleine, moeilijke stukjes. Het is belangrijk dat je ondersteuning krijgt om daarnaar te kijken en mee aan de slag te gaan. Supervisie is daarom belangrijk en voor mij een onmisbare pijler van een goede werking rond intrafamiliaal geweld.”
Beeld: Yannig Van de Wouwer
Interview: Annik Verheyen