De drempel tussen straat en huis
Simon is hulpverlener bij CAW Oost-Brabant. Simon werkt op straat, tussen de mensen die dak- en thuisloos zijn. Elke dag komt hij er bijzondere mensen tegen, met bijzondere verhalen. Ontmoetingen die soms tot helpende trajecten leiden. En soms ook niet.
“Ik ontmoette Frank voor het eerst in de winteropvang een jaar geleden. Een iets oudere teruggetrokken man. Hoe hij daar is terechtgekomen? Hij haalt z’n schouders op wanneer ik het hem toen voor het eerst vroeg. De realiteit is dat hij elke avond op straat sliep. En hij had andere zorgen dan piekeren over het verleden. Het is pas na heel wat oplapwerk en veel gesprekken dat ik een idee kreeg van zijn verhaal.
Frank verloor alles en belandde op straat
Frank is 67 jaar oud en werkte lang in een rusthuis. Frank is door omstandigheden alles verloren: zijn werk, zijn gezin, zijn thuis. Hij kreeg psychische problemen en verloor zijn financiële onafhankelijkheid. De straat was de enige plek waar hij terecht kon.
Tijdens de wintermaanden sliep Frank meestal in de winteropvang. Daar kwam hij weer wat tot rust. Hij vond er zijn draai, deed er met plezier de afwas en zorgde er voor een proper en ordelijk huis. Tot hij in april weer de koude moest trotseren toen de winteropvang dicht ging.
Samen met hem zochten we naar een oplossing voor zijn dakloze bestaan, en vonden we in samenwerking met het OCMW een doorgangswoning waar hij tijdelijk kon verblijven. Het was geen definitieve oplossing, en dat wist hij.
Maar die woonst maakt wel degelijk een verschil voor iemand die al maandenlang ’s avonds niet weet waar hij zal slapen en al zijn creativiteit en organisatietalent moet aanwenden om met amper 1,80 euro –zijn pensioen laat hij beheren door het OCMW – een ganse avond en een nacht te overbruggen. Ondanks de ondersteuning die hij er kreeg, veranderde er niet veel aan zijn situatie. Meer dan eens kwam hij helemaal zonder geld te zitten en kon hij zich zelfs geen douche of maaltijd veroorloven.
Van de drop terug in de regen
Wanneer ik Frank terug ontmoet, enkele maanden later, zit zijn tijd in de doorgangwoning erop. Ik ontmoet hem in de volgende weken sporadisch opnieuw op “zijn” tijdelijke plekjes, een bankje, een caféstoel,… De winteropvang is al enkele maanden afgelopen. Dus wandelt hij opnieuw elke avond vanuit het buurtcentrum naar de verwarmde wachtruimte van de Lijn tot ook die wordt gesloten. Onderweg naar zijn eindhalte, de ondergrondse parking aan het station, stopt hij bij het café om een pintje te bestellen en daar 2,5 uur van te “genieten”. Tot hij ook daar moet vertrekken om zich te gaan installeren voor de rest van de nacht.
Ik probeer met hem te praten en nodig hem uit in de Meander, ons inloopcentrum. Maar Frank laat nog maar weinig hulp toe. Hij volhardt in koppigheid en vertelt me dat hij zich wel alleen zal redden. Een douche, koffie, sociaal contact,… ik weet dat het hem deugd zou gedaan hebben.
Elke dag zie ik tientallen gasten in een soortgelijke situatie. Maar Frank actief opvolgen en een duurzame oplossing zoeken blijkt moeilijker te zijn dan gedacht. Wanneer we iets afspreken daagt hij nooit op. Waarom? Ik weet het niet. Ik vermoed dat hij het te stressvol vond of zich te hard schaamt om zich te vertonen.
In ieder geval werden weken zo al snel maanden. En in die maanden gaat het steeds slechter met Frank: hij zondert zich af en raakt geïsoleerd. Hij kan amper nog voor zichzelf zorgen en kwijnt weg.
Zoektocht naar een oplossing op maat
Ik wil een oplossing vinden en bekijk met mijn collega’s van Begeleid Wonen of Frank in aanmerking komt om zelfstandig te gaan wonen. Begeleid Wonen ondersteunt mensen hierbij en helpt hen om de nodige vaardigheden die daarvoor nodig zijn aan te leren.
Ik informeer ook bij het team ‘aanklampende zorg’, die hem in de periode van de doorgangswoning af en toe zagen, om te horen of Franks psychische toestand het toelaat om zelfstandig te wonen. Ik contacteer ook het de collega’s van het OCMW, die in de doorgangswoning ook konden evalueren hoe Frank de zaken in huis aanpakt, hoe het gesteld is met zijn orde en netheid en ander functioneren. Samen evalueren we zijn situatie en zoeken naar een oplossing die werkbaar is voor alle partijen.
Wanneer ik die aan Frank voorleg, twijfelt hij. Hij heeft het niet zo begrepen op opvolgcentra en heeft nog weinig vertrouwen in organisaties. Ik probeer op hem in te praten de volgende dagen en weken. Nooit opdringerig, maar wel motiverend. ‘Waarom haakt hij af?’ ‘Wat is voor hem écht belangrijk?’
Uiteindelijk is het een collega van Begeleid Wonen die zijn laatste twijfels wegneemt. Zij zullen hem beter kunnen begeleiden dan ik kan vanuit mijn functie als straatwerker. Langzaam groeit zijn vertrouwen opnieuw.
Opnieuw dromen dankzij Begeleid Wonen
Wanneer ik nu terugblik, denk ik dat de laagdrempeligheid van het aanbod van Begeleid Wonen erg belangrijk was om hem te overtuigen. Zo hoefde hij niet langs te komen op een ‘CAW kantoor’, maar kon de begeleider gewoon ontmoeten op een plek die voor hem vertrouwd aanvoelde: ‘zijn’ stamcafé. Er was ook geen wachtlijst, dus hij kon hij snel intrekken in zijn eigen stekje. Zo was er minder risico dat hij zou afhaken of van de radar zou verdwijnen. Bovendien werd ook zijn administratie door de mensen van Begeleid Wonen opgevolgd, waardoor een grote last van zijn schouders viel.
Vandaag zie ik Frank niet meer op de plaatsen waar hij vroeger rondhing. Dat is een goed teken.
Van mijn collega’s hoor ik dat hij na een douche en een scheerbeurt helemaal herleeft en opveert. Frank is nu een heel andere mens. Het lijkt erop dat hij het vertrouwen in zichzelf én anderen heeft terug gevonden. Een dak boven je hoofd is een goede eerste stap om je terug mens te voelen.
Frank zou graag vrijwilliger worden in een rusthuis. Hopelijk kan deze droom binnenkort werkelijkheid worden.”