“Het is gewoon een kwestie van te blijven geloven”

Dat hulp vragen én geven niet altijd even makkelijk is, wordt duidelijk wanneer Elize vertelt over haar ervaring als hulpverlener binnen de winteropvang. Daklozen kunnen er tijdens de koudste maanden van het jaar terecht voor een bed. De weg ernaartoe is voor sommigen echter niet evident.

“Een medewerkster van het OCMW had me verteld dat ze iemand op de lijst had gezet voor die avond in de winteropvang, maar de man kwam niet opdagen. Hij was ongeveer 70 jaar oud en had eigenlijk best goed geleefd tot voor kort. Hij was gelukkig getrouwd, had een eigen huis en werkte als zelfstandig dakbedekker. Enkele jaren geleden stierf zijn vrouw en verkocht hij zijn huis. Zijn dochter, die iets buiten Leuven woont, wilde geen contact meer met hem. Zo kwam hij helemaal alleen op straat te staan.

Sinds enkele maanden sliep hij in een stalletje bij zijn pony’s in de buurt van Leuven. Een vriend had hem overtuigd om contact op te nemen met het OCMW waar hij doorverwezen werd naar de winteropvang.

Ik ontmoet de man de week erna toevallig in een buurtcentrum en vertel hem nog eens over de winteropvang. Ik krijg de indruk dat hij het wel ziet zitten, maar toch komt hij ook die avond niet opdagen. Een week later zie ik hem terug, spreek ik hem opnieuw aan en dan lukt het wel.

’s Avonds in de winteropvang vertellen we hem over het KOC, het crisisopvangcentrum van CAW Oost-Brabant, en leggen hem uit dat hij daar terecht kan voor opvang en begeleiding. Via het Woonanker kunnen we hem dan helpen zoeken naar een woning. Dat vindt hij een goede optie, maar spijtig genoeg is er in het KOC niet meteen plaats. Na enkele nachten in de winteropvang is het zover, maar op zijn intake op het KOC komt hij opnieuw niet opdagen. Ik bel hem nog enkele keren op zijn gsm, maar krijg hem niet te pakken. Na enkele weken komt hij toch terug boven water en kunnen we starten met zijn begeleiding. We vinden een appartementje voor hem net buiten Leuven. En enkele weken later kan hij als vrijwilliger beginnen te werken bij het buurtcentrum.

Als ik hem een paar weken later weer ontmoet, vertelt hij me hoe dankbaar hij is voor wat we voor hem gedaan hebben, maar geeft aan dat het heel moeilijk voor hem was om de stap naar de hulpverlening te maken. Op zo’n momenten ben ik zo blij dat we het niet opgegeven hebben, dat we hém niet opgegeven hebben. Het is gewoon kwestie van te blijven geloven in wat je doet en in de mensen voor wie je het doet.